Hans Oomen (64), sinds 2018 Hoofdcoördinator bij Museum Slager te ’s-Hertogenbosch, gaat na een lange loopbaan bij diverse musea aan het einde van dit jaar met pensioen. “Ik word in januari 65 jaar en ik vind het dan ook mooi geweest. Ik zal daarna misschien nog wel eens ergens adviseur zijn, maar ik wil niet meer de leiding hebben over een organisatie.” We spreken Hans over zijn ervaring met het professionaliseren van kleine musea, zijn huidige functie en zijn visie voor de toekomst van Museum Slager.
Voordat Hans bij Museum Slager aan de slag ging vervulde hij van 2006 tot 2017 een duobaan als directeur van het Historisch Museum de Bevelanden in Goes en het Fruitteeltmuseum te Kapelle. “Nadat ik in Goes ben weggegaan, ben ik bestuurslid bij het Brabants Museum Oud Oosterhout geworden. Op dat moment dacht ik dat ik met die bestuursfunctie genoeg te doen zou hebben en was ik niet meer op zoek naar andere uitdagingen. Maar toen kreeg ik ineens een telefoontje van Museum Slager, met de vraag of ik misschien toch nog belangstelling had om eens te komen praten. Van het een kwam het ander, al had ik op dat moment nooit gedacht dat ik hier in Den Bosch nog zoveel jaar zou blijven. Maar ja, dan stap je ergens in en begin je langzaamaan weer te bouwen…”
Bouwen en professionaliseren
Met bouwen heeft Hans onder meer in zijn functie als conservator / beheerder van het Museum Jan Heestershuis in Schijndel (2002-2006) heel wat ervaring opgedaan – voor een deel uit pure noodzaak. “Er was daar een woonhuis met een collectie die totaal niet was geordend of opgeruimd. Ik kreeg letterlijk de sleutel van het gebouw en werd geacht het verder zelf maar uit te zoeken. In samenwerking met een vrijwilliger, die toen mijn secretaresse werd, heb ik het huis toonbaar gemaakt, en samen zijn we het museum gaan vormgeven totdat we uiteindelijk open konden voor publiek. Onlangs werd mij verteld dat er nog steeds wordt voortgebouwd op waar wij daar toen mee begonnen zijn. Dat is toch bijzonder om te horen.”
Bij Museum De Roos in Geertruidenberg, waar hij tussen 1999 en 2003 projectmedewerker verbouwing en herinrichting was, heeft Hans met vergelijkbare uitdagingen te maken gekregen. “Daar stonden dozen vol collectievoorwerpen zomaar ergens opgeslagen, zonder dat er iets mee gedaan werd. Met het hele bestuur zijn we destijds een cursus behoud en beheer gaan volgen om beslagen ten ijs te komen, en toen hebben we drie jaar lang met alle bestuursleden elke maandagavond een schoonmaakstraat gemaakt. De héle zolder leeggehaald, alle spullen bekeken om te zien wat er allemaal was en waar we iets aan hadden, en ook wat er vooral niet bewaard hoefde te blijven.”
Als je té ver voor de troepen uitloopt, dan krijg je ze niet mee en kan het uiteindelijk een averechts effect hebben.
“Wat belangrijk is, is dat er een duidelijke lijn in een collectie zit,” benadrukt Hans. “Als museum vertel je immers een verhaal. In het geval van een collectie zoals in Geertruidenberg hoort daar dan ook bij dat je ook moet gaan ontzamelen. Dat roept wel eens weerstand op. Die voorwerpen zijn vaak met veel liefde bij elkaar gebracht. Maar op een gegeven moment moet je toch echt die professionaliseringsslag maken, en dan is het onvermijdelijk dat er mensen van de oude garde zijn die die stap eigenlijk niet meer mee kunnen maken. Soms kun je de weerstand ombuigen en zie je dat men toch enthousiast wordt en inziet waarom je het doet, maar soms moet je ook afscheid nemen van mensen. Daar ontkom je niet aan. Wel probeer ik de dingen altijd op een geleidelijke manier te laten verlopen. Als je té ver voor de troepen uitloopt, dan krijg je ze niet mee en kan het uiteindelijk een averechts effect hebben.”
Zouden we kunnen zeggen dat het in de loop der jaren Hans’ specialiteit is geworden om kleinere musea te herinrichten en te professionaliseren? “Ja, dat klopt wel, denk ik. Luister, museumpje spelen kunnen we allemaal. Dat klinkt een beetje oneerbiedig, maar of je nu klein of groot bent, wel of geen budget hebt, je kunt altijd voldoen aan de regels die een geregistreerd museum stelt. Dat is altijd mijn criterium geweest. Als een museum daaraan niet mee wilde werken, of geen interesse had om die status te bereiken, dan zou het voor mij een no-go geweest zijn. Je wilt geen eindeloze discussies over ‘moet dat nou’ of verborgen agenda’s van bestuursleden. Nee, je hebt één doel: het museum op een professionele manier gaan regelen. En als je weinig geld hebt, dan doe je het met vrijwilligers. Natuurlijk heb je op een gegeven moment inkomsten nodig, je krijgt geen bevochtigingsapparatuur of folie op de ramen zonder geld. Maar mijn mening is nog steeds dat als je goede plannen hebt, er ook fondsen te werven zijn. Dan hoeft geld niet het obstakel te zijn. Het gaat er vaak veel meer om dat je er gewoon aan begint.”
Luister, museumpje spelen kunnen we allemaal.
Museum Slager: a family affair
De schat aan ervaring die Hans eerder in zijn carrière opdeed op het gebied van herinrichting en professionalisering kwam bijzonder goed van pas toen hij in 2018 aan de slag ging als Hoofdcoördinator van Museum Slager.
Het museum, dat sinds 1974 bestaat, geeft een uniek inkijkje in het leven en werk van de familie Slager; een schildersfamilie uit ’s-Hertogenbosch. De familie bracht acht schilders voort. De grondlegger van de schildersfamilie is Petrus Marinus (P.M.) Slager (1841-1912), en zijn vier kinderen Piet, Frans, Jeannette en Corry traden in zijn voetsporen. De twee schoondochters Suze Velsen en Marie van Gilse voegden zich met eigen kunstwerken bij deze familie. Tom, kleinzoon van Petrus Marinus, vertegenwoordigde de derde generatie. De schilders van de familie Slager hebben een grote rol gespeeld in de ontwikkeling van de Brabantse schilderkunst. Het museum toont niet alleen een ontwikkeling in de schilderkunst gedurende drie generaties, maar schetst ook een interessant beeld van het culturele en sociale leven in ‘s-Hertogenbosch van de tweede helft van de 19de eeuw tot eind 20ste eeuw. De omvangrijke collectie van het museum wordt beheerd door de Stichting P.M. Slager, die zich sinds 1968 inzet voor het verzamelen van schilderijen, aquarellen, pastels en tekeningen.
En de collectie groeit nog steeds. “In de vijfeneenhalf jaar dat ik hier zit hebben we zeker zo’n vijfenzeventig werken geschonken gekregen,” vertelt Hans. “In ons inpandige depot zijn nu meer dan 2300 werken opgeslagen; een behoorlijk aantal, dus. We zijn wel kritischer geworden over wat we aannemen. Vroeger was het zo dat iedereen die ook maar met iets van Slager aan de deur stond werd binnengehaald, maar dat pakken we tegenwoordig anders aan. Nu kijken we in zo’n geval eerst waar de leemten in de collectie zitten. Zo schilderde Suze van Velzen-Slager bijvoorbeeld boerderijtjes, waarvan we er al een stuk of tien of vijftien van in de collectie hebben. Dan moet het wel iets heel bijzonders zijn, willen we er nóg eentje aannemen. Zoals eerder gezegd: een museum vertelt een verhaal. We zijn geen collectioneurs die alles maar willen hebben om het te hebben. Zo werkt het niet.”
We zijn geen collectioneurs die alles maar willen hebben om het te hebben. Zo werkt het niet.
Intermediair & vrijwilligersmanagement
Geen collectioneur dus, maar wat doet een Hoofdcoördinator bij een museum nu wel precies? Het is een bijzondere, wat ongewone functie, geeft Hans toe. “We hebben hier een meewerkend bestuur, en de Hoofdcoördinator is eigenlijk de intermediair tussen het bestuur en de werkvloer. Toen ik hier kwam en er nog weinig was, ben ik begonnen verscheidene werkgroepen te formeren, zoals bijvoorbeeld PR & Marketing en de educatiecommissie. Ik neem de mensen aan, en het dagelijks aansturen van de organisatie is ook mijn taak. Ik ben wel bij de vergaderingen, maar ik bemoei me bijvoorbeeld niet met subsidieaanvragen. Het financiële deel doet onze penningmeester. Dat heb ik ook als eis gesteld toen ik hier kwam werken. Ik heb in mijn vorige functies duidelijk gezien – en dat vind ik nog steeds – dat iemand waarvan een bepaalde mate van creativiteit wordt verwacht niet ook degene zou moeten zijn die goed moet zijn met cijfers of de boekhouding doet. Mijns inziens zijn dat twee verschillende functiepakketten.” Eigenlijk zoals met een artistiek en zakelijk directeur bij grotere organisaties dus? “Ja, al zijn wij natuurlijk niet zó groot. Toch zijn we wel degelijk flink gegroeid. Toen ik hier kwam hadden we misschien twintig vrijwilligers en inmiddels zitten we op ruim zestig. Ik zou mijn baan ook voor een groot deel omschrijven als vrijwilligersmanagement.”
Nieuwe aanwas
Maar ook het team van betaalde krachten dat werkzaam is bij het museum wordt momenteel uitgebreid. Zo is er bijvoorbeeld, met het oog op het vertrek van Hans in januari volgend jaar, onlangs geworven voor een vervangend Hoofdcoördinator. “We zijn momenteel in gesprek met verschillende kandidaten, dus we hopen dat daar een geschikte vervanger bij zit. De vervangend coördinator wordt in eerste instantie voor veertien uur per week aangesteld en bij gebleken geschiktheid gaat hij of zij mij volledig opvolgen.”
Sinds dit jaar heeft Museum Slager daarnaast een junior conservator, geworven via Culturele vacatures. “Daar zijn we heel blij mee. Via het wervingsproces voor deze functie van junior conservator is er bovendien, naast de persoon die is aangesteld door het bestuur, nóg een heel goede kandidaat naar boven gekomen die er nu voor heeft gekozen om als vrijwilliger bij ons aan de slag te gaan voor één dagdeel per week. En we hadden een stagiaire, een educatief medewerker via de Reinwardt Academie, die zo goed beviel dat ze per 1 februari hier in dienst is gekomen. Dat is wel degelijk een medewerker die zal blijven, maar voor de rest zijn we toch vaak afhankelijk van subsidies. De junior conservator is aangesteld met subsidie van het Cultuurfonds, en dat is voor een jaar. Daarna wordt er dan gekeken of er nog andere fondsen zijn die we kunnen aanboren.”
Tentoonstellingen en de Brabant-connectie
Dat het museum zo heeft kunnen groeien (van zo’n vijf- à zesduizend bezoekers toen Hans begon, naar ruim 16,5 duizend in het afgelopen jaar) is voor een deel te danken aan goede marketing maar zeker ook aan de kwaliteit van de tentoonstellingen. De min of meer vaste expositie van werken van de familie Slager wordt elke drie jaar vernieuwd, zodat er steeds een ander thema van deze veelzijdige Bossche schildersfamilie aan bod kan komen. “Dat vergt met vrijwilligers dan ook wel meer dan een jaar voorbereiding. We moeten samen bedenken wat we gaan doen, wat we in huis hebben, wat we nog geschonken gaan krijgen. Van daaruit kies je de thema’s. Ditmaal hebben we bijvoorbeeld, meegaand met de tijdgeest, de vier vrouwen Slager veel meer in de belangstelling gezet.”
Wij mogen hier nooit abstracte kunst exposeren.
Naast de vaste expositie is het museum ook altijd druk bezig met de voorbereidingen voor een bijzondere wisseltentoonstelling, die iedere vier maanden wordt georganiseerd in twee zalen en waarin steeds een andere kunstenaar centraal staat. “Hiervoor hebben we wel duidelijke criteria en zijn we gebonden aan de eisen van het testament van de oprichters van de Stichting P.M. Slager: Hein Bergé en Suze Bergé-Slager,” licht Hans toe. “Er zijn best wat testamentaire bepalingen waar de buitenwereld geen weet van heeft en die ik ook in de loop van de jaren door schade en schande heb geleerd. Wij mogen hier bijvoorbeeld nooit abstracte kunst exposeren. Op een gegeven moment heb ik daarom ook gezegd dat we ons dan ook duidelijk moesten gaan profileren als hét museum voor realistische kunst, en dat is ook gebeurd. Daarnaast moeten kunstenaars ook echt een link met Brabant hebben, qua onderwerpkeuze dan wel herkomst. Zo woont Marie-Jeanne van Hövell tot Westerflier, die nu exposeert, weliswaar nu in Amsterdam, maar ze komt oorspronkelijk uit Erp.”
Hoewel hij zich wel met de tentoonstellingen bezighoudt, benadrukt Hans dat hij geen conservator is. “Ik heb altijd een team gehad van vrijwilligers die zich met de collectie bezighouden en die ook inhoudelijk veel meer weten dan ik. Als we bijvoorbeeld een schenking krijgen, dan raadpleeg ik hen ook om te zien of wij zoiets al dan niet al in de collectie hebben. Dat kan tegenwoordig ook makkelijker, omdat we de hele collectie in Axiell hebben geregistreerd. We weten dus nu precies wat we hebben en waar we het hebben. Dat was voorheen niet zo. Toen ik hier kwam, stonden hier wat schilderijen, daar wat schilderijen. Nu zit alles in één goed depot. We hebben geen klimaatbeheersing, want dat is in zo’n oud pand natuurlijk bijzonder moeilijk, maar we hebben bijvoorbeeld wel een fatsoenlijke depotdoos laten bouwen volgens Zweeds model. En zo ga je telkens een stapje verder met het professionaliseren van de organisatie. Dat is ook echt mijn rol geweest hier.”
Plannen voor te toekomst: groeien en bloeien
Naast een geregistreerde collectie, een goed depot, en bijzondere tentoonstellingen, heeft Museum Slager nu bovendien een volwaardige museumwinkel én is er een organisatie in het leven geroepen voor gepensioneerde vrijwilligers: de Slager Plus Club. “Wij vinden het belangrijk dat vrijwilligers die langer dan vijf jaar werkzaam zijn geweest voor het museum met bijzonder respect worden behandeld. We nodigen hen daarom nog drie keer per jaar uit voor een bijeenkomst. Ze worden onthaald met koffie en iets lekkers en dan vertel ik iets over het museum. Vervolgens kunnen ze de nieuwe tentoonstelling bekijken, en dan wordt met een glaasje en een hapje afgesloten. Zo hebben oud-vrijwilligers ook nog eens kans om met elkaar een praatje te maken.”
Ook het bestuur moet wennen aan een nieuwe situatie en aan groei.
Over de toekomstplannen voor het museum is Hans duidelijk: nog verder professionaliseren en groeien. “Het is nu tijd dat we ons gaan oriënteren op de volgende stappen. Hoe gaan we bijvoorbeeld de collectie digitaal ontsluiten? Dat is eigenlijk wel een eis van deze tijd. Ook zou ik het liefst heel helder willen krijgen waar de hiaten in de collectie zitten, zodat er actief verzameld kan gaan worden. Nu is dat vaker nog passief, in de zin dat we kijken wat zich aandient en wat we daar eventueel mee kunnen. We hebben nu de collectie wel helemaal geregistreerd, maar een echte verdiepingsslag moet nog gemaakt worden. Daarnaast zou de fysieke staat van de collectie eigenlijk elke tien jaar helemaal bekeken en op peil gebracht moeten worden.”
Grootse plannen dus, maar Hans blijft ook realistisch. “Als Hoofdcoördinator moet je voor dit soort dingen natuurlijk ook je bestuur meekrijgen, want ook het bestuur moet wennen aan een nieuwe situatie en aan groei. Bovendien heb je natuurlijk geen eindeloze portemonnee, dus je zult keuzes moeten maken. Wel is het natuurlijk goed om te weten dat je misschien over vijf jaar voor bepaalde uitgaven komt te staan. Dat is ook waarom we nu bezig zijn met een nieuw beleidsplan, om helder te krijgen wat we de afgelopen jaren hebben bereikt en ook waar we naartoe willen.” Het beleidsplan is afgemaakt voor Hans’ vertrek. “Het is ook echt de bedoeling dat mijn opvolger daarop kan voortborduren. En natuurlijk zal die andere accenten leggen omdat het een ander mens is, en dat vind ik prima, dat is zelfs nodig. Ik denk ook niet dat je in deze tijd als museumdirecteur of bestuurder nog ergens meer dan tien jaar zou moeten zitten. Ik ben van mening dat het na zes, zeven jaar wel weer mooi is en het dan tijd is voor nieuw leiderschap. Iemand die wel in de voetsporen van zijn of haar voorganger kan treden, maar ook iets eigens meebrengt. Ik ben daarom ook erg benieuwd naar mijn opvolger.”
In de rubriek Follow Up geven we gezicht en vervolg aan vacatures waarvoor via onze site is geworven. Heb jij ook een nieuwe baan gevonden via Culturele vacatures en vind je het leuk om mee te doen? Mail naar follow-up@culturele-vacatures.nl!