Nieuwe Projectleider: Nationaal Centrum Buitenplaatscultuur

Asker Pelgrom (hier gefotografeerd voor Huize Frankendael te Amsterdam)

Asker Pelgrom mag zich vanaf 2 september a.s. projectleider noemen voor het nieuwe Nationaal Centrum voor de Nederlandse Buitenplaatscultuur. Dit nog op te starten centrum gaat zich inspannen om de kennis over kastelen, historische buitenplaatsen en landgoederen te bundelen en te delen. Dat moet het draagvlak voor dit bijzondere erfgoed vergroten en zo bijdragen aan de instandhouding ervan. Standplaats en startpunt voor het nieuwe kenniscentrum is het fraaie Huis Landfort te Megchelen.

Asker Pelgrom (48) woont met zijn partner in Nijmegen en heeft twee volwassen dochters. Hij groeide op in Neede en studeerde geschiedenis in Groningen en Italië. Asker noemt zichzelf cultuurhistoricus: ‘Ik heb altijd de grenzen verkend tussen vakgebieden’. Hij is dan ook op vele vlakken werkzaam geweest, onder meer bij een cultuurfilosofisch instituut en als conservator bij het B.C. Koekkoek-Huis in Kleve. Hij heeft dus al de nodige ervaring met werken in de grensstreek. Daarna keerde Asker terug naar de universiteit en werd docent cultuurgeschiedenis in Utrecht. Hier gaf hij eveneens les aan de lerarenopleiding Geschiedenis en kwam daardoor veel op scholen. Een belangrijke vraag die hij zijn studenten altijd meegaf, moet wat hem betreft ook centraal staan bij het nieuwe kenniscentrum: ‘Wat is de betekenis van geschiedenis en erfgoed, en hoe kun je die goed aan mensen uitleggen?’

Het verleden aanraken
Asker was onder meer betrokken bij het opzetten van een masteropleiding erfgoededucatie en begeleidde verschillende stages bij musea. Ook werkte hij enkele jaren bij het Koninklijk Nederlands Instituut Rome, een interuniversitaire onderwijs- en onderzoeksinstelling, waar hij Hoofd Geschiedenis was. Hij kijkt met veel plezier op die ervaring terug: ‘Het werken met enthousiaste, bevlogen mensen, daar krijg je enorm veel energie van.’ Inmiddels werkte hij alweer enkele jaren voor de Rijksuniversiteit Groningen als senior beleidsadviseur internationalisering. Ook is hij betrokken bij projecten voor de digitalisering van (academisch) erfgoed. Toen hij de vacature voor een projectleider zag, besloot hij direct te reageren. ‘Ik dacht meteen “Wow, dit lijkt me geweldig”, omdat deze functie allemaal dingen bij elkaar brengt die ik eerder heb gedaan en waar ik gelukkig van word’, zegt Asker. ‘Ik heb een grote liefde voor geschiedenis en op historische buitenplaatsen krijg je echt het gevoel dat je het verleden nog een beetje kunt aanraken. Ook ben ik een echt buitenmens met veel belangstelling voor de natuur. Dit soort plekken fascineert me daarom enorm.’

Breed publiek aanspreken
‘Ik zie het als mijn taak om een brug te slaan naar het grote publiek en veel meer mensen te laten zien wat er in Nederland op dit gebied allemaal te zien is. En hoe belangrijk het is dat we dit in stand houden,’ vertelt Asker vol enthousiasme, ‘Die koppeling met het publiek spreekt mij enorm aan in deze functie. We willen ons op verschillende doelgroepen gaan richten, zoals erfgoedliefhebbers, vrijwilligers op kastelen en historische buitenplaatsen, maar zeker ook op jongeren. Daarbij komt mijn ervaring met het onderwijs, zowel met middelbaar en hoger onderwijs als volwasseneneducatie, goed van pas. Daarnaast zoeken we de connectie met musea en wil ik kijken naar de mogelijkheden voor digitalisering. Want ook op die manier kun je veel meer mensen bereiken.’

Niets vergelijkbaars in Nederland
René Dessing, directeur van stichting Erfgoed Landfort, vult hem aan: ‘Er is op dit moment niets vergelijkbaars in Nederland. Op de historische buitenplaats Beeckestijn te Velsen-Driehuis is ooit iets geprobeerd met een centrum voor de Nederlandse tuincultuur, maar dit werd geen succes. Eigenlijk is er nooit eerder zo stilgestaan bij de grote cultuurhistorische waarde van onze historische buitenplaatsen.’ Hij stipt de vele waardevolle aspecten van dit bijzondere erfgoed aan. ‘Het draait om mensen, de natuur, kunsthistorie, architectuur, maar ook om de wisselwerking tussen stad en platteland, en mens en natuur. Hierbij komen allerlei aspecten van het buitenleven aan bod, maar ook van de mensen die erbij betrokken waren zoals de adel en hun personeel. Deze plekken komen voort uit de elitegeschiedenis, maar worden meer en meer gedeeld met de samenleving. Dit vergt nadenken over de wijze waarop je dit moet doen.’

Buitenplaatsen steeds belangrijker
Dessing sluit zich helemaal aan bij Asker voor wat betreft het historische gevoel op buitenplaatsen. ‘Hier kun je de geschiedenis het beste beleven. Het herkennen en begrijpen van de monumentaliteit van deze plekken, dat wordt een belangrijke doelstelling voor het kenniscentrum. Van die grote waarde van historische buitenplaatsen willen we meer mensen deelgenoot maken’, legt Dessing uit, ‘Je ziet dat deze waardevolle plekken steeds meer in hun voortbestaan worden bedreigd, niet in de laatste plaats vanwege de enorme druk op het landelijke gebied. In deze tijd van oprukkende bebouwing, van woonwijken en dozen langs de snelweg, van gejaagdheid, daarin winnen historische buitenplaatsen alleen maar aan waarde. Op deze plekken vind je de rust en vertroosting van de landschappelijke schoonheid en samenhang. Dit wordt steeds belangrijker in ons drukke land.’

Besef van gedeeld erfgoed
Dessing licht het idee achter het centrum nog wat verder toe. ‘Het gaat in eerste instantie over materieel erfgoed, maar het gaat nog veel verder. Het draait ook om de waarden en uitgangspunten van de mensen die deze idylles geschapen hebben. De vroegere elite ontspande zich op de vele buitenplaatsen met prachtige parken. Daar kwam zij tot rust en beleefde de natuur en de wisseling van de seizoenen. Dat zijn waarden die ook nu nog van betekenis zijn. Die te vertalen naar het heden, is een van de uitgangspunten van het Nationale Centrum. Het draait ook om het besef van een meer maatschappelijk gedeeld erfgoed dat bescherming en waardering verdient. Een plek voor alle Nederlanders. Eigenlijk willen we een nieuwe buitenplaatscultuur op gang brengen.’ Daar sluit Asker zich volmondig bij aan. ‘Een van de belangrijkste doelen van het nieuwe centrum is om dit bijzondere erfgoed bij meer mensen op de radar te krijgen, binnen de grenzen die dit monumentale erfgoed aankan. En om mensen er veel meer de waarde en betekenis van te laten inzien’, besluit hij.

Bron: Erfgoed Landfort (19-08-2024)