In juli maak ik met Hein Jacobs, penningmeester van het Missiemuseum in Steyl, een wandeling door de prachtig verzorgde kloostertuinen bij het museum. Het museum zelf is dicht. Vandaag dan, want sinds het einde van de lockdown is het weer open, en dat zal het voorlopig ook blijven.
“Dat is heel goed nieuws, want eerder dit jaar zag het er echt even naar uit dat we na negentig jaar definitief de deuren zou moeten sluiten,” vertelt Hein. De reden? De subsidieaanvraag van 56.000 euro die het museum voor 2020 indiende bij de gemeente Venlo werd afgewezen. De gemeente besloot in november alle subsidies te bevriezen, wat betekende dat het Missiemuseum net als in 2019 een bedrag van 13.500 euro aan subsidie zou ontvangen.“Maar dertienduizend euro is vanwege allerlei veranderingen die het Missiemuseum de komende jaren tegemoet ziet niet langer afdoende. Vooral niet omdat we in 2021 aanzienlijk meer geld nodig zullen hebben, minstens 175.000 euro.”
Daarom hing er begin dit jaar een banner aan de gevel van het museum met daarop de hamvraag: HOEVEEL DAGEN NOG? Hoeveel dagen kan het museum nog open blijven zonder structurele subsidie?
Eclectisch en uniek
Het volkenkundig en natuurhistorisch Missiemuseum, dat in 1931 werd opgericht door de missionarissen van Steyl (Societas Verbi Divini, kortweg SVD), is prachtig gelegen aan de Maas en grenst aan de botanische tuin de Jochumhof. Kloosterdorp Steyl is een beschermd dorpsgezicht, dat met zijn verschillende kloostercomplexen met uitgestrekte kloostertuinen, voormalige handelshuizen en bijzondere musea een geliefde toeristische bestemming is in de regio Venlo. Jaarlijks trekt het Missiemuseum zo’n 16.000 bezoekers die de bijzondere collecties van het museum, en zeker ook de bijzondere opstelling daarvan, komen bewonderen.
Vanaf eind 19e eeuw is de collectie etnografie van het museum door de missionarissen van Steyl samengebracht uit onder meer China, Japan, Indonesië, de Filippijnen, Papoea-Nieuw-Guinea, Ghana, Togo, Republiek Congo en Paraguay. De natuurkundige collectie, die vooral uit vlinders, insecten en taxidermie bestaat, is net als de etnografische collectie opgesteld in vitrinekasten die tot het plafond reiken, waarbij slechts globaal geordend wordt op land, volk of ouderdom. Dit soort opstellingen zag je vroeger veel in musea, maar tegenwoordig bijna nergens meer. Dat maakt het Missiemuseum uniek, en alleen al daarom heeft het museum een grote waarde voor de gemeente Venlo en de provincie Limburg.
Gerund door vrijwilligers
Wegens noodgedwongen cononamaatregelen is het Missiemuseum momenteel maar drie dagen per week geopend, wat ook weer minder inkomsten tot gevolg heeft. Het museum heeft zijn openingstijden aangepast omdat het nagenoeg volledig wordt gerund door vrijwilligers, die in coronatijd minder beschikbaar zijn. Een aanzienlijk deel van de 40 à 45 vrijwilligers is namelijk gepensioneerd en dus op leeftijd, en behoort daarom tot de risicogroep.
Hein, zelf eveneens gepensioneerd en vrijwilliger, begrijpt het helemaal. “De veiligheid van de vrijwilligers gaat voor alles,” zegt hij stellig. “Het museum heeft zoveel aan ze te danken, dus het minste dat we kunnen doen is zorgen dat zij hun werkzaamheden zo veilig en goed mogelijk kunnen verrichten.” Hein vervult de rol van penningmeester met veel plezier, en het houdt hem nog flink bezig, met name in deze roerige tijden. Dat vindt hij niet erg, verre van, maar hij weet ook dat het op den duur moet veranderen.
Verandering op komst
Verandering is momenteel een cruciaal woord voor het museum – niet alleen vanwege de coronacrisis en alles wat daarbij komt kijken, maar ook vanwege enkele grote interne veranderingen die voor de deur staan. Tijdens onze wandeling door de met zorg onderhouden tuinen, waar weelderige bloembedden worden afgewisseld met imposante religieuze kunstwerken en kapellen in grotto-stijl, vertelt Hein over de moeilijke periode die het museum achter de rug heeft, en hoe het ervoor staat met de plannen voor de toekomst.
Om de toekomst van het museum veilig te stellen, zijn minimaal twee, en liever nog drie betaalde krachten nodig, want met alleen vrijwilligers redt het museum het niet langer.
“De verhoogde lasten hebben te maken met een aantal factoren,” legt hij uit. “Zo werd het Missiemuseum tot voor kort beheerd door de paters van het Missiehuis St. Michaël, het moederhuis van de missionarissen van Steyl. Maar ja, er zijn steeds minder paters, hè?”
Vanwege de afnemende mankracht heeft het Missiehuis enige tijd geleden aangegeven het beheer van het museum niet meer aan te kunnen. In 2018 heeft de Stichting Missiemuseum Steyl het beheer van het museum daarom overgenomen. De collectie is nog wel in bruikleen ontvangen van het Missiehuis, maar voor het eerst in zijn geschiedenis zal het museum met ingang van 2022 huur moeten gaan betalen voor het pand waarin het is gehuisvest. Bovendien gaat conservator Truus Coppus, die altijd op de loonlijst van het Missiehuis heeft gestaan, in november van dit jaar na veertig jaar met pensioen. Dan houdt de detachering op, en zal het museum Coppus’ opvolger zelf in loondienst moeten nemen.
Halverwege onze wandeling nemen Hein en ik plaats in een houten serre die vroeger gebruikt werd voor het ‘luchten’ van de zieke broeders en paters die in het hospitaal van het Missiehuis lagen. De zieken werden daar met bed en al buiten gezet om de kans op besmettingen zo klein mogelijk te houden. De constructie is al decennia niet meer gebruikt, maar staat er nog om te herinneren aan de tijden waarin de paters in grote aantallen in de kloosters woonden.
“Om de toekomst van het museum veilig te stellen, zijn minimaal twee, en liever nog drie betaalde krachten nodig, want met alleen vrijwilligers redt het museum het niet langer,” vertelt Hein.“Er moet worden gewerkt aan een duurzaam, structureel plan voor de toekomst, zodat het museum over een jaar of twee een sterke positie binnen het cultuurbeleid van de gemeente Venlo en de provincie Limburg kan innemen. Daarvoor hebben we allereerst een secretaris-beheerder nodig, die de toekomstplannen in goede banen kan leiden.”
Tijdelijke oplossing
Zonder subsidie zou het museum natuurlijk niet eens kunnen denken aan het aannemen van betaalde krachten, maar gelukkig werd er afgelopen mei dan toch een tijdelijke oplossing gevonden. Dit jaar worden de te verwachte extra kosten half opgevangen door de gemeente Venlo en wordt er door het Missiemuseum samen met de gemeente gezocht naar manieren om extra inkomen te genereren uit partnerschappen en samenwerkingen. Daardoor kunnen de deuren voorlopig toch open blijven, en kunnen er zelfs een aantal vacatures worden uitgezet voor betaalde krachten die het museum hard nodig heeft om ook op lange termijn te kunnen blijven bestaan. Als het museum er daarna sterker voor staat zal de gemeente hopelijk voor 2022 een hogere subsidie toezeggen, om ook de extra kosten in verband met de huur op te kunnen vangen.
Het was een grote opluchting voor Hein en voor iedereen die het museum een warm hart toedraagt. Er kan weer vooruit worden gekeken, te beginnen bij de vacature voor een secretaris-beheerder, die onlangs heeft uitgestaan op Culturele vacatures. “De respons was bemoedigend,” vindt Hein, “dus met een beetje geluk is deze vacature binnenkort ingevuld en kan het museum daarna een directeur aanstellen. Als dat allemaal volgens plan verloopt, dan kunnen we komend voorjaar hopelijk ook op zoek gaan naar een nieuwe conservator.”
In oktober dient het Missiemuseum opnieuw een voorstel bij de gemeente Venlo in, waarin het de nieuwe plannen uiteenzet. Belangrijk is dat er eerst structurele subsidie komt, die dan moet worden aangevuld met inkomsten uit partnerschappen en samenwerkingen evenals incidentele giften: niet alleen financiële giften, maar bijvoorbeeld ook de privécollecties die het museum regelmatig aangeboden krijgt. “Nu kunnen we die helaas niet aannemen,” legt Hein uit. “Dat klinkt misschien een beetje gek, want er is meer dan genoeg leegstaande ruimte in het pand, maar er is nu gewoonweg geen geld om een grotere collectie te conserveren, onderhouden en te huisvesten.”
Als het allemaal een beetje meezit, moet dat over een jaar of twee wél lukken. Ook zullen er dan hopelijk meer tentoonstellingen worden georganiseerd dan de een à twee wisseltentoonstellingen die het museum nu jaarlijks aanbiedt.
Beren en grotten
Het Missiemuseum wordt waarschijnlijk nooit een innovatief of toonaangevend museum, en dat wil het ook niet zijn. Juist de ‘ouderwetse’ collectie en de unieke opstelling ervan, een beetje vergelijkbaar met een zestiende-eeuws rariteitenkabinet, maakt het museum zo fascinerend. Bovendien heeft de collectie ook wetenschappelijke waarde: de assistent-conservatoren, eveneens vrijwilligers, maar met een ongeëvenaarde kennis van de collectie, worden regelmatig benaderd door biologen en taxonomen over de vele zeldzame vogels, vlinders en insecten die in het Missiemuseum worden tentoongesteld.
Maar ook de reguliere museumganger reist vanuit het hele land af naar het pittoreske Limburgse dorpje om dit excentrieke museum en zijn eclectische collecties te bezoeken. Tijdens onze wandeling door de kloostertuinen komen we een jong gezin uit het westen van het land tegen, dat op zoek is naar de ingang van het museum. Het nieuws dat het vandaag is gesloten leidt tot teleurgestelde gezichten. “We zijn er speciaal voor naar Steyl gekomen!” zegt moeder, en de kinderen vertellen ons dat ze hadden uitgekeken naar een ontmoeting met de befaamde beer: een zogenaamde animatronic die in de ontvangsthal van het museum staat en beweegt als je er een muntje ingooit. Het gezin belooft het op een andere dag in hun vakantie nog eens te proberen. “Dan moeten jullie ook de grotten bezoeken,” drukt Hein ze op het hart. “Die zijn lang geleden met heel veel liefde door de paters zelf aangelegd. Heel bijzonder.”
En dat geldt eigenlijk voor het hele Missiemuseum.