Wat ooit begon als de wens van een paar studenten om buiten de muren van de Universiteit Utrecht en HKU samen te werken, is inmiddels uitgegroeid tot FAAM: een Utrechtse organisatie die transdisciplinaire samenwerkingen tussen kunst en wetenschap ontwerpt, regisseert en ondersteunt. Hoe doen ze dat? En wat is de meerwaarde van die samenwerking? We spreken oprichter en directeur-bestuurder Annette Knol en – onder andere, maar niet alleen – communicatiemedewerker Meral Maas over deze vragen en hun enthousiasme over samenwerkingen tussen makers en denkers.
“FAAM is ontstaan tijdens mijn studententijd, tijdens mijn studie kunstgeschiedenis,” begint Annette. “Die studie is supertof: je leert heel goed onderzoek doen en leert veel over ‘de groten der aarde’. Maar ik merkte al snel dat ik het contact met makers en hun praktijk mistte. Ik dacht: ‘Als ik niet met kunstenaars in gesprek kan gaan, of even met ze mee kan kijken in hun atelier om te zien wat ze doen, hoe kan ik daar dan over schrijven? Hoe kan ik dan helemaal begrijpen wat dat proces dan is of wat kunstenaarschap eigenlijk betekent?’”
Die gedachte was het begin van wat uiteindelijk FAAM zou worden, waarvan Annette Knol inmiddels parttime directeur-bestuurder is. Daarnaast werkt ze bij HKU X: dé plek voor programma’s, workshops en advies rondom creatief ondernemerschap aan de HKU. Hoe is FAAM uitgegroeid tot de organisatie die het nu is? En op welke manier faciliteren de medewerkers van FAAM transdisciplinaire samenwerkingen?
Het begin
Het is duidelijk: Annette wilde graag buiten de muren van haar universiteit in contact komen met makers. “Nu heeft Utrecht een van de grootste kunstacademies van Europa, de HKU. Er lopen hier dus genoeg kunstenaars ‘in het wild’ rond, maar die kende ik destijds niet. Toen dacht ik: ‘Misschien is er nog wel iemand in mijn studie die dezelfde wens heeft en zin heeft om contact te maken met die jonge kunstenaars om eens te gaan kijken hoe dat maakproces werkt.’” En dat bleek zo te zijn. Samen met studiegenoot Nina Nijenhuis besloot ze de drempel van de HKU over te stappen. Op de locatie Media en Beeldende Kunst ontmoetten ze studenten Annelotte Stroober (fotografie) en Kiki Monaghan (fine art). “Zij gaven allebei aan op zoek te zijn naar de meer theoretische kant en misschien meer contextualisering of duiding bij hun praktijk. Dus zij zagen zo’n uitwisseling wel zitten. We hadden meteen een hele leuke klik en zin om samen iets te gaan uitproberen wat we niet binnen de muren van onze instituten konden doen.”
Het eerste dat het viertal organiseerde was een route langs kamers van studenten kunstgeschiedenis, kamers die ze vulden met werk van HKU-studenten. “We maakten mini-exposities, waarbij mensen een dag door de stad konden fietsen om die exposities te bekijken. De onderzoekers speelden daarin de rol van curator en tekstschrijvers – ze maakten er ook echt een catalogus bij – en de kunstenaars vervulden daarin de rol van maker en hielpen bij het boekbinden en ontwerpen van de catalogus. Iedereen zat nog wel erg in hun eigen rol, maar we merkten wel dat er een soort klik mogelijk was tussen het maken en het onderzoek, en dat we dit soort projecten misschien vaker moesten doen.”
Plannen voor een tweede route werden uitgesproken, maar toen kwam de coronapandemie. “Dat heeft ons de tijd gegeven, en ook wel gedwongen, om na te denken: wat zijn we aan het doen? Wat ligt daaronder? We kwamen erachter dat we die uitwisseling tussen kunst en wetenschap of kunst en onderzoek in de volle breedte wilden onderzoeken en opzoeken. Onze visie werd dus veel breder, het moest echt gaan over het verbinden van kunst en onderzoek.” Er werd meteen gezocht naar partners in de stad om mee samen te werken. “Die route met studentenkamers was tof, maar er waren misschien nog wel andere culturele partners in de stad die het leuk vonden om jonge makers en denkers een podium te bieden en samen te werken.”
De meerwaarde van transdisciplinariteit
“En nu zijn we uitgegroeid tot het huidige FAAM. Luc Berendsen, een van onze collega’s, zei laatst: ‘Eigenlijk zijn we een soort procesontwerpers,’ dat vond ik wel mooi en raken aan de kern. Wat wij doen is die transdisciplinaire samenwerking tussen kunst en wetenschap ontwerpen, opzoeken, regisseren en ondersteunen. Wij scheppen dus de kaders waarbinnen makers, onderzoekers en partners aan de slag kunnen. We initiëren eigenlijk altijd. We zien dan bijvoorbeeld onderwerpen voorbijkomen waarvan we denken: dit zou goed passen. En we zijn er ook steeds beter achter gekomen wat dan die waarde is van samenwerking tussen kunst en onderzoek. Eerst was het meer een soort onderbuikgevoel en wil om uit dat instituut te komen en te ontschotten, maar dat was heel intuïtief. Door de jaren heen zijn we steeds beter gaan duiden en onderzoeken: wat is dat dan, ontschotten? En wat is de meerwaarde ervan?”
Door de jaren heen zijn we steeds beter gaan duiden en onderzoeken: wat is dat dan, ontschotten? En wat is de meerwaarde ervan?
Wat die meerwaarde dan is? Annette denkt even na en zegt dan: “De wereld is heel erg complex geworden. Er zijn heel veel vraagstukken en onderwerpen die zich op snijvlakken bevinden en die je alleen kunt begrijpen of oplossen wanneer je er vanuit verschillende perspectieven naar kijkt en die ook met elkaar durft te combineren. Zowel kunstenaars als onderzoekers – en dat zijn twee doelgroepen die we inmiddels wel echt goed kennen – willen heel graag ‘samen’ en ‘oplossen’, en staan open voor die verschillende perspectieven. Ze hebben alleen net andere eigenschappen en expertises, maar allebei dat idealistische, nieuwsgierige en kritische.” Het aanreiken van handvatten om te mediëren tussen die verschillen, zodat denkers en makers succesvol kunnen samenwerken, dat is waar FAAM inmiddels bekend om staat. “Die twee groepen combineren met het idee dat we vanuit die verschillende perspectieven moeten samenwerken, kan volgens ons het vliegwiel zijn voor artistieke vernieuwing én het beter begrijpen van die complexe materie.”
Meral Maas (communicatie) valt Annette bij: “Het woord ‘procesontwerp’ dat we nu gebruiken, laat ook heel erg zien hoe wij die samenwerken voor ogen hebben. Het simpelweg bij elkaar zetten van een kunstenaar en een onderzoeker gaat niet per se tot een transdisciplinaire samenwerking leiden. Het is belangrijk dat mensen elkaars taal spreken: je wordt aanvankelijk als onderzoeker of maker heel erg getraind in jouw eigen discipline. Voor de een ziet onderzoek doen er anders uit dan voor de ander. Dus je zult ook moeten kijken naar vragen als: wat bedoel je precies wanneer je het hebt over onderzoek doen? En dat proces – het leren kennen van elkaars taal – dat heeft wat ons betreft echt begeleiding nodig. We geven ook oefeningen mee om aanzet te geven aan dat gesprek. Daar zit hem dat procesontwerp ook in: het is geen kwestie van mensen bij elkaar zetten en vervolgens maar zien wat er gebeurt.”
De denker-maker-estafette
Hoe gaat zo’n proces in z’n werk? En aan wat voor handvatten moeten we dan denken? Annette: “Wij leggen eigenlijk de blauwdruk van een project neer. EUREKA! was bijvoorbeeld een project van de Maand van de Geschiedenis. Elk jaar is er de maand van de geschiedenis en zij kiezen dan een thema uit om de geschiedenis in het zonnetje te zetten. En wij dachten: ‘Tof om daarin iets te doen met erfgoed en geschiedenis.’ Toen hebben we daar drie partners bij gezocht: het Regionaal Archief Zuid-Utrecht, Kasteel Amerongen en het Waterliniemuseum. En zij hadden alle drie dezelfde vraag, namelijk: hoe kunnen wij wat jonger publiek naar onze organisaties trekken? Die jongere doelgroep hebben wij in huis. Wij hebben toen gezegd: ‘Wij willen graag iets doen met erfgoed, wij hebben jonge makers en onderzoekers als achterban, en jullie zijn erfgoed-organisaties: mogen wij een proces ontwerpen voor jullie?’ Daarvoor hebben we een proces ontworpen waarbij drie onderzoekers, op die drie locaties, onderzoek gingen doen naar de collectie of het archief. Dat onderzoek hebben ze weer overgedragen aan drie makers op elke locatie die daar nieuw werk op maakten. Dat maakproces voedde ook weer het onderzoek, dat daardoor weer het maakproces kon voeden enzovoorts. Dat proces noemen wij ‘de maker-denker-estafette’, waarbij steeds het stokje aan elkaar wordt overgedragen. De uiteindelijke werken werden tijdens de Maand van de Geschiedenis op locatie geëxposeerd en de onderzoeken gepubliceerd.”
“Meestal schrijven we een open call uit, ook omdat we zoveel mogelijk verschillende mensen de kans willen bieden om mee te doen. Eén van de onderzoekers had daarop gereageerd en gezegd: ‘Ik ben architectuurhistorica, ik vind Kasteel Amerongen een superinteressante plek en zou daar graag een keer onderzoek naar willen doen. Ik mis wat creativiteit in mijn huidige beroepspraktijk, dus ik ben heel benieuwd hoe zo’n samenwerking met een maker of verschillende makers eruit zou kunnen zien.’ We merken ook dat mensen na zo’n project naar ons toe terugkomen, omdat ze meer willen. Die architectuurhistorica komt toevallig bijvoorbeeld binnenkort bij ons langs, want zij is op eigen houtje verdergegaan met dat onderzoek in haar vrije tijd, en ze belde ons: ‘Mag ik iets vertellen over mijn onderzoek tijdens een ander project, want ik ben ook benieuwd hoe andere makers daarop reageren en dat voedt mij ook weer.’”
Kunst en onderzoek
Annette: “We hebben verschillende typen projecten. Soms is een project bij ons toch ook een ‘praatje met plaatje’. We hebben bijvoorbeeld een project bij de SOA-polikliniek in de wachtkamer, waar we iedere drie maanden werk laten zien over seksuele gezondheid. Jonge makers tonen hun werk en een onderzoeker reageert daarop met een toegankelijke tekst die je als bezoeker in ansichtkaart-vorm mee kan nemen. Dat is echt ‘praatje met plaatje’. Wat ook waardevol is, want ook daar leren mensen elkaar en elkaars expertise kennen, maar dit blijft een beetje multidisciplinair (de disciplines gaan geen kruisbestuiving aan).” Maar FAAM initieert ook projecten zoals Queer Hier, waarbij makers en onderzoekers samen een interventie creëerden met betrekking tot de veiligheid van queerpersonen in de publieke ruimte. Samen maakten ze dus één eindproduct. “Het verschilt per project hoeveel ruimte we daarvoor mogen en durven pakken, ook omdat het meer van een partner vergt wanneer je samenwerkingen wilt faciliteren waarvan het eindproduct nog onbekend is.”
Bij alle projecten probeert FAAM onderzoek en kunst gelijkwaardig te behandelen, zeker omdat ze – bijvoorbeeld in de denker-maker-estafette – elkaar beïnvloeden en inspireren. Annette: “Je wilt het eindproduct van zowel de maker als de onderzoeker op een gelijkwaardige manier presenteren: het onderzoek voedt heel vaak het maken, en vice versa. We zouden het zonde vinden als ze elkaar hebben gevoed en het onderzoek dan alsnog alleen online wordt gepubliceerd. Voor de presentatiemomenten zoeken we dus ook echt naar manieren om een essay bijvoorbeeld tot leven te wekken. Dat kan met een tekstbord, vaak doen we dat ook met programmering.”
Je wilt het eindproduct van zowel de maker als de onderzoeker op een gelijkwaardige manier presenteren: het onderzoek voedt heel vaak het maken, en vice versa.
Verschillende rollen
Alhoewel iedereen bij FAAM wel een eigen functie heeft, is het niet zo dat Annette of Meral beperkt zijn tot hun rol als directeur-bestuurder of communicatiemedewerker, Annette: “Meral, Luc en ik vormen eigenlijk met z’n drieën het kernteam van FAAM. Meral, die vooral op de communicatie zit; ik zit meer op strategie, fondsenwerving, acquisitie et cetera; en Luc zit het meeste op het procesontwerp. Dus bij de meeste projecten legt hij de basis neer wat betreft de estafette. Daarbij moet ik wel zeggen dat we het bijna altijd met z’n drieën daarover hebben. Vaak heb ik partners bijvoorbeeld eerst gesproken waardoor ik weet welke wensen zij hebben of wat mogelijke struikelblokken kunnen zijn. Ik kom dan daarna naar Luc: ‘We hebben misschien een project, zou jij dat proces willen uittekenen?’ Meral is ook veel betrokken bij de processen zelf; binnen zo’n proces heb je verschillende co-creatie-momenten, die moet je ook weer ontwerpen, daarin doet Meral veel.”
Meral: “Ja, vanuit communicatie-oogpunt wil ik ook graag overal bij aanwezig zijn. Ik wil het vastleggen of delen, en ook meekrijgen waar mensen mee bezig zijn. Met name omdat we in de communicatie over projecten niet alleen het eindresultaat, maar juist ook het proces willen laten zien, omdat dát voor ons zo belangrijk is. En zo’n proces laat zich een stuk moeilijker delen dan een eindproduct. Ik wil dus goed kunnen verwoorden wat ze aan het doen zijn. Vanuit mijn academische achtergrond (kunstgeschiedenis) vind ik het daarnaast heel leuk om een meer coachende rol te hebben naar denkers toe op het moment dat zij onderzoek doen. Ook binnen de organisatie nemen we verschillende rollen op ons. Daar ben ik heel erg blij mee. Toen ik begon bij FAAM was het nog een kwestie van uitzoeken waar mijn interesses lagen: ‘Welke taken zijn leuk om op te pakken, wat ligt me meer?’ Nu hebben we veel duidelijker afgebakende rollen, maar nog steeds is er de mogelijkheid om daarnaast andere rollen op je te nemen. Als ik iets niet zou willen in mijn werk is het dat ik tot één rol beperkt ben.”
Communicatie
Wat dat communicatie-oogpunt betreft, laat een proces zich volgens Meral moeilijker delen dan een eindproduct. Wat maakt het volgens haar lastig om zo’n proces onder woorden te brengen? “Het is niet heel tastbaar of concreet. Een transdisciplinaire samenwerking is breed te interpreteren, dus we willen graag laten zien: wat is het dat mensen laat samenwerken? Bijvoorbeeld bij het eerdergenoemde EUREKA!, dat we dan niet alleen een foto delen van het werk of het proces, maar dat we ook aangeven wat we daar aan het doen zijn. We kunnen bijvoorbeeld wel zeggen: ‘Kijk, we hebben hier een co-creatie,’ maar dat zegt mensen niets. Dus ik leg liever uit wat er gebeurt: ‘Deze denker is naar het archief gegaan, dat onderzoek is nu gepresenteerd, aan de hand van deze oefeningen zijn de denkers en makers samen aan de slag gegaan en nu ligt het stokje bij de makers.’ Ik kan dat niet goed verwoorden als ik daar niet zelf bij ben, juist omdat zo’n co-creatie er iedere keer weer anders uitziet. Dat vraagt iedere keer weer om een andere uitleg, terwijl de kern van onze methode (de denker-maker-estafette) wel terugkomt.”
Annette: “Ja, en dat je steeds heel scherp moet blijven op waar die transdisciplinariteit dan precies in zit. Tijdens EUREKA! deed een wiskundige onderzoek naar het Waterliniemuseum. Ze vertelde over haar onderzoek aan de makers en vertelde tussen neus en lippen door dat er gedurende een langere periode maar één vrouw op het Fort bij Vechten aanwezig was. Het was een mannenwereld. Bij een van de makers ging toen echt alles aan, terwijl dat onderzoek daar helemaal niet over ging. Die bijzin is voor die maker uiteindelijk het vertrekpunt geweest. Daar vindt dan dus iets magisch plaats, waarbij mensen elkaar op een onverwachte manier voeden. Volgens mij observeert Meral die co-creaties heel goed zodat ze die momenten mee kan krijgen, dat stukje van: ‘Nu gebeurt er iets van uitwisseling of kruisbestuiving, zodat je iets concreets kan maken.’ En daar moet je dus heel scherp voor observeren in plaats van alleen te zeggen: ‘Hier is het werk – punt.’”
Je kunt wel schermen met woorden als ‘transdisciplinariteit’, maar vooral het delen van ervaringen en uitleggen wat de impact is geweest van een project – op een partner, onderzoeker of maker – is voor fondsen van belang.
In de communicatie naar fondsen toe denken beiden dat concrete voorbeelden van groot belang zijn. Annette: “Je kunt wel schermen met woorden als ‘transdisciplinariteit’ enzovoorts, maar vooral het delen van ervaringen en uitleggen wat de impact is geweest van een project – op een partner, onderzoeker of maker – is voor fondsen van belang. Je maakt dan concreet waar jouw meerwaarde in zit.”
Meral: “Ja, ik denk ook dat het veel helderder is als we uitleggen wat we doen en daar voorbeelden aan koppelen. Fondsen zullen waarschijnlijk ook heel vaak dezelfde woorden voorbij zien komen, omdat die begrippen dan populair zijn. En het zegt gewoon meer als je precies uitlegt wat je dan doet.”
Annette: “Ik denk ook wel dat we willen waken voor het uithollen van de term transdisciplinariteit. Toen we begonnen met FAAM was dat nog niet ‘een ding’ [lacht] en nu wel. Wat heel tof is, want daardoor krijg je ook de wind een beetje mee, maar het is zonde als het blijft bij de hele tijd strooien met ‘O, we gaan transdisciplinair samenwerken.’ Want wat is dat dan? Heb je daar een voorbeeld van? En wat gebeurt er dan? Ik geloof heel erg in transdisciplinariteit en die kruisbestuiving, maar dan moet je het dus ook doen, proberen, concreet maken en onderzoeken. Anders is het leeg. Dan krijg je bijvoorbeeld dat het bij wetenschapscommunicatie blijft en dat zou ik heel erg zonde vinden, omdat ik denk dat beide werelden – kunstenaars en onderzoekers – gelijkwaardig iets aan elkaar hebben.” Zonder een werkelijke samenwerking – waarbij maker en denker elkaars werk beïnvloeden – dus geen transdisciplinariteit.
In de soep gelopen
Er is in al die jaren ook vast wel iets misgegaan, opperen we, waarop Annette meteen begint te lachen. Meral: “Nou, we zijn weleens buiten Utrecht gestapt en toen hebben we ondervonden dat het niet hebben van dat netwerk (buiten Utrecht) ons heel erg in de weg zat bij de realisatie van dat proces.” Annette: “Ja, want dat procesontwerp heeft ook heel erg te maken met relaties managen. Dus als je ergens naartoe gaat waar je die relaties nog niet helemaal hebt, is het veel moeilijker om dat in goede banen te leiden.”
Annette: “Maar als je het hebt over wat er in de samenwerking tussen makers en denkers weleens mislukt, merken we dat een onderzoeker niet altijd openstaat voor die artistieke invalshoek zoals diegene beloofde of we van tevoren zelf dachten. En dan krijg je toch een ‘plaatje met praatje’ als eindresultaat. Dus dan vindt er geen kruisbestuiving plaats. Je krijgt dan misschien wel een prima eindresultaat, maar niet die co-creatie. En voor kunstenaars geldt dit evengoed natuurlijk.”
Meral: “Juist doordat we dat hebben geleerd zitten we sinds vorig jaar in de open calls voor projecten ook nog veel meer op die motivatie: waarom wil iemand dit? Waarom wil je zo’n samenwerking aangaan? De wil om samen te werken met anderen is een voorwaarde om deel te nemen aan dit soort projecten. Soms lijkt mensen het thema van een project heel leuk, maar dat is niet genoeg.”
Je krijgt met zo’n samenwerking echt een gelaagder verhaal, maar je moet wel durven om over elkaar heen te (laten) schilderen.
Annette: “Bij de kick-off van projecten noem ik altijd het voorbeeld van kunstenaars Andy Warhol, Francesco Clemente en Jean-Michel Basquiat. Zij hebben met z’n drieën veel samengewerkt. Maar dat werkte dan ook zo dat er een groot wit canvas in het atelier lag en dat Andy Warhol daar iets op zeefdrukte, waar Clemente overeen schilderde en Basquiat vervolgens ook. En dan ontstond er echt een dialoog tussen die drie. Bij een van de werken, Origin of Cotton, begint Warhol bijvoorbeeld met een zeefdruk van een katoenbloem, Clemente heeft daar een soort hele wanhopige portretschilderingen overheen gemaakt en Basquiat geeft dan weer een soort post-kolonialistisch commentaar met allemaal leuzen. Je krijgt met zo’n samenwerking dus echt een gelaagder verhaal, maar je moet wel durven om over elkaar heen te (laten) schilderen.”
Trots en de toekomst
Kijkend naar de wens om transdisciplinaire samenwerkingen mogelijk te maken, is Annette erg trots op het eerdergenoemde Queer Hier project: “Omdat daarin de kunstenaars en onderzoekers het meest tot één gezamenlijk eindresultaat zijn gekomen, en ze gekoppeld waren aan een complex vraagstuk. We hebben daarbij, denk ik, het meest los kunnen laten wat het eindresultaat moest worden. We voelden al vaak dat dat kon, makers en denkers aan elkaar koppelen en aan de slag laten gaan met een complex vraagstuk, en dat hebben we ook al weleens gedaan, maar nog nooit zo intens als tijdens dit project. Eén van de projecten daar heeft geresulteerd in een woonkamer – het project heette ‘Queer Thuiskomen’ – waarin een historicus en een mediakunstenaar een ruimte hebben opgebouwd in het Utrechts Archief. Tijdens het ontwikkelproces kwam er steeds meer archiefmateriaal in het spel, waarin ze een woonkamer hebben opgebouwd en een kwartet hebben gemaakt over allerlei queerplekken die zijn verdwenen in het land, gekoppeld aan de archiefstukken. Als bezoeker kon je dat kwartet spelen en ontdekken welke plekken er vroeger veilig waren voor queerpersonen en nu niet meer, ook om daar gesprekken over te kunnen voeren. We vonden het wel spannend om het eindresultaat echt helemaal los te laten, maar daardoor was het des te mooier om te zien dat het uiteindelijke product misschien juist wel veel toffer wordt als je dat durft.”
Meral: “Verder zijn we nu bezig met een project genaamd Reproductie, dat in september gaat plaatsvinden. Dat is een project waar ik heel enthousiast van word, omdat het eigenlijk voor het eerst is dat we met trio’s gaan werken: een maker, een denker en een videomaker. En het heeft ook wortels in een van de projecten die tijdens de coronapandemie zijn ontstaan. Ook hier speelt die gelijkwaardigheid tussen makers en denkers weer een belangrijke rol. We hebben de ideeën van filosoof en cultuurcriticus Walter Benjamin over reproduceerbaarheid, en hoe die de ervaring van kunst beïnvloeden, als uitgangspunt genomen en daar mogen zij mee aan de slag met betrekking tot deze tijd. Ik ben heel nieuwsgierig naar wat ze gaan neerzetten.”
Verder hoopt Annette dat FAAM de komende jaren de maker-denker-estafette verder zal ontwikkelen in diverse projecten: “Het liefst gericht op maatschappelijke vraagstukken. Ook hebben we plannen om meer samenkomsten voor de gemeenschap te organiseren waar we onze kennis en ervaring kunnen uitwisselen met andere organisaties die de waarde van samenwerkingen tussen kunst en wetenschap aan het ontdekken zijn, en waar nieuwe samenwerkingen kunnen ontstaan tussen makers, onderzoekers en de maatschappij.”
Wil je meer weten over de verschillende projecten van FAAM? Neem dan vooral een kijkje op de website.
Kunst en wetenschap lijken elkaar steeds vaker op te zoeken: van artist residencies op universiteiten tot transdisciplinaire programma’s bij kunstinstellingen. In de reeks Kunst en Wetenschap gaan we op zoek naar deze kruisbestuivingen: Wat gebeurt er wanneer kunst en wetenschap elkaar ontmoeten?